(7) Lezing gehouden op 16 april 2010 over "De tien ponden" door Willem J. Ouweneel in de Ontmoetingskerk in Waddinxveen |
![]() |
![]() |
zaterdag, 02 oktober 2010 12:22 | |
Wij gaan lezen uit Lukas 19. De gelijkenis van de ponden. En ik doe dat weer uit de Telosvertaling; die heeft de nauwkeurigheid van de Statenvertaling en de moderniteit van de hedendaagse vertalingen dus wat wil je nou nog meer, twee in ??n. Lukas 19: 11: "Toen zij nu dit hoorden (dat is dan de geschiedenis van Zache?s) sprak hij bovendien een gelijkenis uit omdat hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden dat het Koninkrijk van God onmiddellijk openbaar zou worden. Hij zei dan: een man van hoge geboorte reisde naar een ver land om voor zich een koninkrijk te ontvangen en terug te keren. Hij nu riep zijn tien slaven en gaf hun tien ponden en zei tot hen: doet zaken totdat Ik kom. Zijn burgers echter haatten hem en zonden hem een gezantschap achterna om te zeggen: wij willen niet dat deze over ons regeert. En het gebeurde toen hij terugkwam nadat hij het koninkrijk had ontvangen dat Hij zei dat die slaven aan wie hij het geld had gegeven, bij hem geroepen moesten worden om te weten wat zij aan de zaken hadden verdiend. De eerste nu verscheen en zei: Heer, uw pond heeft tien ponden opgebracht en hij zei tot hem: goed zo, goede slaaf. Omdat je in het geringste trouw bent geweest: heb gezag over tien steden. En de tweede kwam en zei: uw pond, Heer, heeft vijf ponden opgeleverd. Hij nu zei ook tot deze: en jij, wees heer over vijf steden. En de volgende kwam en zei: Heer, kijk uw pond dat ik in een zweetdoek had weggelegd want ik was bang voor u omdat u een streng mens bent. U neemt weg wat u niet neergelegd en u maait wat u niet gezaaid hebt. Hij zei tot hem: uit je eigen mond zal ik je oordelen, boze slaaf. Je wist dat ik een streng mens ben, die wegneemt wat ik niet neergelegd en maai wat ik niet gezaaid heb. Waarom heb je mijn geld dan niet aan een bank gegeven? Dan zou ik het bij mijn komst met rente hebben opgevraagd. En hij zei tot hen die daar bij stonden: neemt het pond van hem af en geeft het aan hem die de tien ponden heeft. (Het volgende vers staat misschien niet in alle vertalingen; het is wat onzeker of het erin hoort). Ze zeiden tot hem: Heer, hij heeft al tien ponden. En dan gaat de tekst verder: Ik zeg u, dat aan ieder die heeft, zal worden gegeven. Van hem echter die niet heeft, zal ook wat hij heeft, worden afgenomen. Die vijanden van mij evenwel die niet wilden dat ik over hen regeerde, breng ze hier en slacht ze in mijn bijzijn af." Tot zover lezen we uit de Heilige Schrift. ? Ik heb u de vorige maal, dat weet u vast nog wel als u er was, huiswerk opgegeven. En dat was het verzoek of u deze gelijkenis zou willen vergelijken met die van de talenten in Matthe?s 25. En of u aantekeningen zou willen maken van de overeenkomsten en de verschillen. Mag ik even weten wie het huiswerk gemaakt heeft? Wie heeft ernaar gekeken? Mag ik je van harte feliciteren, je bent de enige. De anderen waren het allemaal van plan maar er is helaas iets tussengekomen. Dat is namelijk de moeite waard. We lezen nu wel de gelijkenissen in Lukas maar de gelijkenissen in Matthe?s die komen vaak overeen maar vertonen ook weer heel belangrijke verschillen. En ik heb u daar de afgelopen avonden niet mee lastiggevallen. Trouwens de meeste gelijkenissen die we hebben behandeld komen ook alleen maar in Lukas voor. Maar dit is een gelijkenis die ook in Matthe?s voorkomt met heel belangrijke verschillen. En ik zal proberen die verschillen uit de doeken te doen. In de gelijkenis van de talenten, we zullen het direct ook moeten hebben over het verschil tussen talenten en ponden, daar vindt u dat aan alle slaven een verschillende hoeveelheid talenten wordt gegeven. Terwijl er in de gelijkenis van de ponden aan allemaal eenzelfde bedrag wordt geschonken. Daaruit vloeit meteen het tweede verschil voort en dat is bij die talenten zien we bij de eerste en de tweede slaaf dat ze allebei honderd procent winst maken. Die van de vijf talenten heeft er vijf bij gewonnen, die van de twee talenten heeft er twee bijgewonnen. Hier is dat heel anders bij de gelijkenis van de ponden. De ??n maakt duizend procent winst, de ander 500 procent en de volgende helemaal niks maar dat is bij beide gelijk. En daaruit vloeit het derde grote verschil voort. En dat is bij de gelijkenis van de talenten, is de beloning bij alle drie, bij de eerste twee, laten we het daar maar bij houden, bij die eerste twee precies hetzelfde. Tegen beiden wordt gezegd: goed gedaan trouwe slaaf, ga in in de vreugde van je Heer. En hier zie je dat er een verschil is in beloning. Die van de tien ponden krijgt gezag over tien steden. Die van de vijf ponden krijgt gezag over vijf steden. Nog eens: in Matthe?s 25 een verschillend bedrag, dezelfde winst, dezelfde beloning. En die beloning is het ingaan in feestmaal van de Heer. Hier een verschillend bedrag, dat wordt verstrekt ... ik raak er zelf van in de war ? hier eenzelfde bedrag, het ene pond met een heel verschillend resultaat en dus ook verschil in beloning. Ik wil daar eerst uw aandacht op vestigen want dan kom ik verder op Matthe?s 25 niet terug. Maar we leren hier een buitengewoon belangrijk principe dat eigenlijk nogal voor de hand ligt maar dat toch beslist benadrukt moet worden omdat in de praktijk daar nog weleens verwarring over ontstaat. En dat principe is dit: dat wij uiteindelijk niet beloond worden naar wat ons is toevertrouwd maar naar dat wat wij ermee gedaan hebben. Een mens wordt niet beloond naar de vele gaven die hij heeft ontvangen, waarom zou hij ook, die gaven heeft hij ontvangen uit pure genade. Alles wat aan u en mij is toevertrouwd aan gaven, talenten, mogelijkheden, dat is pure genade. Wat hebt u ontvangen dat u niet ontvangen hebt zegt Paulus in 1 Korinthe 4. Het is allemaal van boven. Dus het zou heel onbillijk zijn als we beloond werden naar de soorten van gaven die we hebben ontvangen. Ik moet dat woord gaven direct nog wat nader uitleggen. Nee, we worden beloond naar de trouw waarmee wij die gaven hebben uitgeoefend; waarmee wij de bedieningen die aan ons zijn toevertrouwd, hebben besteed. En dat is natuurlijk aan de ene kant een geweldige bemoediging als je van jezelf denkt dat je niet zo veel talenten van de Heer hebt ontvangen, is het een geweldige bemoediging dat je niet beloond wordt naar je talenten maar dat je beloond wordt naar je trouw, je inzet, je toewijding. Er is een verschil tussen 1000 procent winst en 500 procent winst en het resultaat is verschil in beloning. Al de slaven kregen ??n pond en daardoor kon er alleen maar verschil ontstaan in dat wat ze met dat pond hadden gedaan in hun trouw en toewijding. En dat is wel billijk. Want natuurlijk, wij zeggen ook als het over trouw en toewijding gaat: dat is allemaal genade van de Heer en dat is ook wel zo maar tegelijkertijd is het wel degelijk zo dat Hij dat waardeert en weet te belonen. Het Nieuwe Testament spreekt veel over beloning ook in negatieve zin namelijk dat je loon naar werken krijgt als je verkeerd bezig bent. De goddelozen krijgen ook loon naar werken maar er is ook loon voor de gelovigen. We zullen loon ontvangen zegt Paulus in 1 Korinthe 3 als we voor de rechterstoel geplaatst worden en dan zal openbaar moeten worden, dat vindt u ook in 2 Korinthe 5, alles wat wij in het lichaam gedaan hebben hetzij goed, hetzij kwaad. Het moet allemaal in het licht worden gesteld en dan is er loon voor het goede dat we in onze trouw en toewijding hebben gedaan. Nogmaals, ook dat is genade als je trouw aan de Heer mag zijn maar er zit ook een stuk verantwoordelijkheid in. Je kunt niet zeggen als ik niet trouw ben, nou dan heb ik daar zeker geen genade voor ontvangen; zo werkt het niet. Als je niet trouw bent, is dat ook je eigen verantwoordlelijkheid en loop je loon mis. 1 Korinthe 3 zegt dat je dan zelfs alles wat je hebt opgebouwd op aarde zou kunnen verliezen. Je ziet het omkomen in het vuur. Want dat verteerd alles wat geen blijvende waarde heeft voor God. Al wat gedaan wordt uit liefde tot Jezus dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan zegt een oud lied. En dat betekent dus ook, alles wat uit valse motieven voorkomt of alles wat verkeerd gedaan is, dat houdt geen waarde; dat zal niet blijven bestaan in het licht van de eeuwigheid. Het is als hout, hooi en stoppelen, het zal verbranden als het vuur van God erover komt. Dus de gedachte aan loon is heel normaal. Op de laatste bladzijde van de Bijbel zegt de Here Jezus: zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden naar dat zijn werk is. Onze hele openbaring voor de rechterstoel van Christus heeft precies deze bedoeling. Om duidelijk te maken, om ons hele leven, laat ik het liever zo zeggen, om ons hele leven te zien in het licht van God. Die rechterstoel gaat helemaal niet over de vraag of u wel een kind van God bent dat moet hier op aarde beslist worden. U staat daar met een verheerlijkt lichaam, gelijkvormig aan het lichaam van Hem die op de troon zit. Wij staan niet voor de rechterstoel om alsnog vastgesteld te krijgen of wij er wel bijhoren of niet. Waar het omgaat is dat ons leven in Gods licht wordt gesteld en dat is niet iets om tegen op te zien dat is iets om naar uit te zien. Eindelijk zul je alle dingen leren beoordelen zoals God ze beoordeelt inclusief je eigen leven, je eigen bestaan. Eindelijk zul je het zien, ook als het gaat over je diepste motieven, zul je het zien in het licht van God. Als we straks met Christus zullen regeren in de taal van de gelijkenis over tien steden of over vijf steden dan zullen we in de eerste plaats alle dingen moeten leren beoordelen zoals Hij ze beoordeelt en dat betekent in de eerste plaats onszelf leren beoordelen zoals Hij ons beoordeelt. 1 Korinthe 13 zegt zo mooi: dan zal ik ook kennen zoals ook ik gekend ben. En dat sluit ook in dan zal ik mijzelf kennen zoals ook ik gekend ben. Nog even over dat verschil tussen talenten en ponden; het zijn heel verschillende soorten van bedragen. Een talent is een gigantische som maar het boeiende in de gelijkenis van Matthe?s 25 is dat daar staat dat die Heer talenten gaf aan zijn slaven naar hun bekwaamheden. Dat betekent dat talenten daar gebruikt worden op een andere manier dan wij dan doen. Als wij het vandaag over talenten hebben dan bedoelen wij eigenlijk meer wat daar bekwaamheden heet. Dat zijn je natuurlijke vaardigheden, capaciteiten, mogelijkheden, de dingen waar je goed in bent. Je hebt een natuurlijk talent voor dit om: piano te spelen of om de techniek te bedienen of ik weet niet wat voor dingen je allemaal wel niet hebt waar je vaardigheden in hebt ontwikkeld. Daar ben je gewoon goed in. Vaardigheid dat heb je wel aangeleerd maar het zat er ook al in. Dat noemen wij talenten. Je hebt een talent voor dit of je hebt een talent voor dat en dat zijn aangeboren talenten. Die zou je ook hebben als je geen christen was. Dan zou hij ook goed piano kunnen spelen, dan zou hij ook goed zijn met de techniek, hij ook, dat is een natuurlijk talent. Die komen ook van de Schepper, dat zijn ook scheppingsgaven, komen ook van God maar dat zijn natuurlijke talenten. Maar wat in die gelijkenis talenten heet dat komt daar bovenop. Dat is als ik dat gevaarlijke woord mag gebruiken bovennatuurlijk van aard. Dat zou u als u geen christen was beslist n?et ontvangen hebben. Dat ontvangt u omdat u een slaaf van de Koning bent en u ontvangt ze in overeenstemming met uw natuurlijke talenten. Als je geroepen bent tot prediker, dat is een grote genade van God, dat is niet voor goddelozen weggelegd. Maar je moet daar wel natuurlijke talenten voor hebben. Je moet je kunnen uitdrukken op een manier die mensen ook kunnen vatten en dat is maar ??n aspect. Dat zijn natuurlijke bekwaamheden. Maar die talenten daar gaat het over dat wat de Heer ons gegeven heeft aan bedieningen, aan gaven, aan mogelijkheden van bovennatuurlijke aard. Je talent is daar veel meer je bediening als ik het goed zie. Wat uw bediening ook is in het koninkrijk Gods. En bij al die uitoefening van de bediening met alle verschillen die er zijn, uiteindelijk mag je ingaan in de vreugde van je Heer. Deelhebben aan het feestmaal van de Heer. Want daar is het punt dat we allemaal onderling zo verschillend zijn qua natuurlijke bekwaamheden en qua bedieningen. Daar gaat het vooral om de grote verschillen en dat is heel boeiend. Het zou de moeite waard zijn als we allemaal eens kort konden vertellen welke bediening wij ontvangen hebben in het koninkrijk Gods. Gesteld dat u dat ook weet want een heleboel christenen weten dat helaas niet goed. Maar uw bediening, als we dat zouden horen, zouden we allemaal heel verschillende verhalen horen. En uiteindelijk toch dezelfde bestemming: deelhebben aan het feestmaal van de Heer. In de gelijkenis van de ponden gaat het om heel andere dingen. Daar gaat het niet om je natuurlijke bekwaamheden, die komen er helemaal niet aan te pas. Je krijgt daar ook allemaal precies datzelfde pond. Het is dezelfde som geld. Alleen je kunt daar heel verschillende dingen mee doen. Daar zitten natuurlijk ook wel bekwaamheden in maar dat geeft hier toch vooral aan dat verschil in beloning met onze trouw, met onze inzet te maken heeft. Hoeveel moeite besteed je eraan om zaken te doen voor je Heer. En dat pond, ja ik denk vaak, omdat die twee woorden ook zoveel op elkaar lijken, dat hetzelfde is als wat Paulus tegen Timothe?s zegt: bewaar het uw toevertrouwde pand. Pand en pond dat ligt dicht bij elkaar maar dat is dan min of meer toevallig maar het betekent wel wat Paulus daar aan Timothe?s schrijft dat aan alle gelovigen iets is toevertrouwd en in wezen precies hetzelfde. Dus nu gaat het n?et over talenten, gaven, bedieningen, de verschillen die we hebben. Nu gaat over een pond of een pand dat aan ons allemaal is toevertrouwd en dat bij allemaal hetzelfde is. Ik denk dan het liefst aan wat je bijvoorbeeld leest in Kolossenzen 2 waar we horen over de Here Jezus in Wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn. We hebben allemaal dezelfde schat ontvangen. Gisteren besprak ik met mijn studenten de merkwaardige woorden uit Job 22. Die daar helemaal misplaatst gebruikt worden want ze worden tegen de verkeerde persoon gesproken. Job had het helemaal niet verdiend dat dat tegen hem gezegd werd. Maar als je het losmaakt van Job, ik heb meer malen over die woorden gesproken want ze zijn op zichzelf zo prachtig als je eventjes je indenkt dat het tot het goede publiek gericht wordt. Niet tegen Job, die had het niet verdiend. Maar in Job 22 daar wordt gesproken over de Here God die onze gouderts en ons zilvererts mag zijn. Ik vind het zo mooi dat ik dat eventjes lees. Je moet het gewone goud en zilver wegdoen. Dat heeft geen waarde als je de Here God mag kennen. Vers 23: Wanneer u zich tot de Almachtige bekeerd, zult gij gebouwd worden. Als je het gouderts wegwerpt in het stof. Het goud van Ofir op de rotsgrond laat breken en de Almachtige uw voorraad gouderts en zilvererts zal zijn. Voorwaar, dan zult u zich verlustigen in de Almachtige en uw aangezicht opheffen tot God. Nogmaals, Job had het niet verdiend om dit naar zijn hoofd te krijgen, want dat was op hem niet van toepassing. Maar als je dit preekt tot de mensen op wie het wel van toepassing is, is dit een prachtige boodschap. En laten we vanavond even tegen elkaar zeggen: dit is ons pond. Een pond is letterlijk: iets dat afgewogen wordt. Het is een hoeveelheid zilver. En als je dan nadenkt over: wat is onze grootste schat die wij ontvangen hebben en die wij allemaal in dezelfde mate ontvangen hebben. Allemaal die ene pond, die ene schat. En dat is niet zoiets abstracts als 'het evangelie'. Het is een persoon, de persoon van Jezus Christus. Hij is onze grootste schat, hij is die gouderts en die zilverschat, wat Sofar daar de Almachtige noemt. En dat mogen wij betrekken op de Here Jezus Christus, in Wie alle schatten verborgen zijn. Geen bediening hier, geen gaven, geen talenten, geen verschillen. Elke gelovige, dat hoort bij zijn gelovig zijn, heeft deze zelfde schat ontvangen. En met die schat moeten wij aan het werk gaan. Zo, en nu ga ik mezelf onderbreken, want dan zou ik doorgaan op dat pond. Maar dat deed ik vanwege de vergelijking met de talenten. Nu gaan we eerst naar het begin van de gelijkenis kijken en dan komen wij vanzelf weer bij dat pond terug. Bij dat handeldrijven. Want het raamwerk waarin deze gelijkenis staat dat moet nu eerst onze aandacht krijgen. De Here Jezus is op weg naar Jeruzalem. Hij is uit Jericho gekomen en hij gaat die weg op die omhoog voert van 200 meter onder zeespiegel tot 700 zoveel meter boven zeespiegel. Hij gaat die lange klim ondernemen. Hij is op weg naar Jeruzalem. En daarbij zijn er allerlei verschillende houdingen. We lezen in Johannes 11 van Thomas dat hij zegt: laten we met Hem meegaan en met Hem sterven. Sommigen zagen daar dus echt tegenop, want die waren bang dat de Here Jezus daar echt wel eens zou kunnen sterven. Anderen zagen er enorm naar uit, want die dachten: nu gaat de Here Jezus naar Jeruzalem om de troon van David te bestijgen. Zelfs bij de intocht in Jeruzalem waren er nog veel mensen die dat dachten en die Hem toezongen "Hosanna, de Zoon van David!" En ze dachten: nu gaat Hij de Romeinen verdrijven, nu gaat Hij het koninkrijk vestigen. En dan staat hier ook in vers 11 van hoofdstuk 19: omdat Hij dichtbij Jeruzalem was en er waren mensen die meenden dat het koninkrijk van God onmiddellijk openbaar zou worden. En dan moeten we bedenken: dat is het koninkrijk zoals deze mensen zich dat voorstellen, zoals zij dat ook van huis uit gehoord hadden. Dat is een koninkrijk zoals ik net al aangaf, een koninkrijk in macht en majesteit en heerlijkheid, waarbij alle vijanden verdreven of onderworpen zijn of vernietigd zijn, waarbij er vrede en gerechtigheid op aarde is. De zwaarden worden omgesmeed tot snoeimessen en waar een iegelijk zit onder zijn wijnboom en onder zijn vijgenboom. Vergisten zij zich daarin? Uitsluitend in het tijdstip, want het koninkrijk gaat komen als de Here Jezus terugkomt. En dat geeft deze gelijkenis ook aan. De Here Jezus geeft aan: dat koninkrijk komt, maar niet onmiddellijk. En dan zegt Hij in vers 12: Een man van hoge geboorte ? dat is Hij uiteraard Zelf ? reisde naar een ver land ? dat is uiteraard de hemel ? om voor zich een koninkrijk te ontvangen en terug te keren. In de letterlijke zin van de gelijkenis zou je kunnen zeggen: Jezus is nog steeds boven bij God om dat koninkrijk te ontvangen. Zo lees je dat ook in Hebree?n 10: de Here Jezus wacht. Wij wachten hier op aarde, onze ontslapenen wachten in het paradijs en Hij wacht boven. We zijn allemaal tezamen aan het wachten. Hij wacht, staat er in Hebree?n 10, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank voor Zijn voeten. Hij wacht tot het ogenblik dat Zijn Vader zal zeggen: nu is het de tijd, nu geef ik je dat koninkrijk, nu ga je naar de aarde als de Zoon des mensen van wie we lezen in Dani?l 7: 13 en 14 dat Hij verscheen voor de ouden van dagen en Hij ontving uit diens handen een eeuwig koninkrijk waarin geen einde zal zijn, dat onverderfelijk is, dat niemand kan teniet doen. Maar in de tussentijd dat deze koning weg is ? en dat is de tijd waarin we nu leven ? roept hij zijn slaven bijeen en geeft ze elk een pond. Wij weten uit andere schriftplaatsen dat dat in zekere zin ook het koninkrijk Gods is, maar dan op een hele andere wijze dan de profeten zich ooit hadden voorgesteld. Want het is nu nog geen vrede en gerechtigheid in de wereld, het is eerder het tegendeel en het kost je ook een beetje moeite om dat Koninkrijk te onderscheiden. Je gaat het pas zien met verlichte ogen van je hart en dan wordt je het overal waar mensen zich stellen onder de heerschappij van Christus, want dat is Koninkrijk. Christus regeert over zijn onderdanen. En waar je mensen ziet die zich onderwerpen aan zijn heerschappij, die Hem hun Heer noemen, die Hem willen volgen en dienen, daar wordt het Koninkrijk zichtbaar. Niet mensen die geloven dat de Here Jezus voor hun zonden gestorven is. Dat is ook heel belangrijk, maar dat is niet het karakter van het Koninkrijk. Maar mensen die Hem willen navolgen, mensen die Hem willen dienen, die Zijn heerschappij in hun leven willen erkennen. Die Hem dus niet alleen als Heiland hebben aangenomen, maar ook als de Heer van hun leven. Dat is het Koninkrijk. En dat openbaart zich in onze individuele levens, dat openbaart zich als het goed is in onze gezinnen, in onze gemeenten, dat openbaart zich in onze politieke partijen, in onze verenigingen, in onze christelijke scholen, in onze christelijke bedrijven. Overal waar mensen zich aaneengesloten hebben en zeggen: hier doen wij de beginselen van het Koninkrijk in gehoorzaamheid aan Zijn wetten. Hier erkennen wij Zijn heerschappij. Dat is het Koninkrijk. Dan wordt dat hier niet zo gezegd en dat is en ik noem het ook maar even voor de compleetheid. Wat hier verteld wordt is dat in afwachting van dat Koninkrijk in majesteit en heerlijkheid zijn de slaven van de koning bezig. En dat is deze tijd. De koning is aanwezig. Het is een verborgen Koninkrijk wat wij vandaag hebben om de simpele reden dat de Koning zelf verborgen is. Je ziet Hem niet en we zullen Hem pas zien als Hij weer terugkomt, als aller oog Hem zal zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. Als Hij zal komen met de wolken des hemels. En wat doen wij? Er is veel over te zeggen wat wij in die tussentijd doen. Deze gelijkenis noemt in feite maar ??n aspect, maar er zijn er velen. Dit is dat ene, belangrijke aspect wat hier naar voren wordt gebracht. Aan jullie allemaal is de Here Jezus als een grote schat toevertrouwd. Vergeet al het denken over taken en bedieningen en talenten en weet ik al niet meer. Gaven, daarvoor moet je maar in Matthe?s 25. Christus is je als een schat toevertrouwd. Wat betekent nou in zo'n context 'er zoveel pond bijwinnen', hoe moet je je dat voorstellen? Ik denk dat dat betekent dat iemand die bij dat ene pond tien ponden erbij wint, mag terugkijken op zijn leven en mag zeggen: ik ben voor tien mensen een bijzondere zegen geweest. Zozeer dat in hen ook dat pond zichtbaar is geworden. Mensen die de Here Jezus niet kenden, of Hem wel kenden, maar eigenlijk ver van Hem vandaan leefden. Die wel een relatie met Hem hadden, maar nog zo weinig wisten van Hem. Die misschien blij waren voor de vergeving van hun zonden, maar die de Here Jezus Zelf nog zo weinig kenden. Die nog zoveel te leren hadden. Die nog niet in Hem hun grote schat hadden ontdekt. Die nog te veel bezig waren met het probleem van de zonden en het probleem van naar de hemel gaan. Al die basale dingen die ontzettend belangrijk zijn, maar als je dat achter de rug hebt, kom je pas toe aan dat eigenlijke en dat is dat gouderts en die zilverschat die je in handen hebt gekregen. Dan ga je alleen maar meer zien wat de Here Jezus in Zijn genade voor ons gedaan heeft. Dat hoort bij het babystadium van het geloof. Sommige mensen die zeggen, misschien ook wel hier vanavond: ik wilde dat ik dat al kon zeggen. Die zijn, dat bedoel ik niet grappig, in het foetusstadium. In het babystadium ben je alleen nog bezig met ontvangen, dan weet je: dat heb ik nodig om niet voor eeuwig verloren te gaan, dat heb ik nodig om vergeving te ontvangen voor mijn zonden. Dat is belangrijk en als je dat mag weten, dan ben je geen foetus meer. Dan ben je geboren, dan ben je een baby. Maar je bent nog lang geen volwassene. Want het is zo belangrijk dat je ziet wat de Here Jezus voor je gedaan heeft, maar Wie Hij is en wat Hij gedaan heeft, dat Hij echt je schat wordt. Dan pas heb je echt een pond ontvangen, dat je ook met anderen kunt delen. Hoeveel mensen hebt u gewonnen, van wat voor aard ook, dat maakt helemaal niets uit, of gewoon door uw getuigenis, de Here Jezus ook een gouderts en een zilverschat is geworden? Weet u, ik vind dat zo bijzonder, want wij zijn met ontzettend veel dingen bezig die op zichzelf heel nuttig zijn. Wij zijn bezig met mensen in nood, wij zijn bezig met zielen die hunkeren naar het heil, wij zijn bezig met alle mogelijke specialistisch werk, of het nu het Scharlaken Koord is of het is de Hoop in Dordrecht. Er is zoveel nood in deze wereld en het is goed dat we ons daarvoor inzetten, ieder op zijn of haar eigen manier. En anderen zijn bezig in het christelijk onderwijs en een volgende in de christelijke politiek. En een volgende heeft genade ontvangen om in Zijn Naam een bedrijf op te zetten waar ze op hun manier ook iets van het Koninkrijk van God mogen laten zien. Maar je kunt een heel leven daarmee bezig zijn, zonder dat de Heer je gouderts en je zilverschat is. En als je nog niet eens zover bent, hoe wil je dan dat anderen in de Here Jezus hun gouderts en zilverschat gaan vinden? Dat ene pond dat aan mij geschonken is, dan moet ik in de eerste plaats weten hoe rijk ik zelf ben, dat moet zich gaan vermenigvuldigen in andere mensen. Die door mijn zakendoen, om in de taal van de gelijkenis te blijven, ook een pond gaan ontvangen. En die zelf dan weer de verantwoordelijkheid krijgen om met dat pond aan de gang te gaan en daarbij mensen te winnen die voor de Here Jezus gaan. Niet alleen maar mensen die vergeving van zonden ontvangen, maar geestvervulde mensen, want het is door de kracht van de Heilige Geest dat de Here Jezus onze gouderts en zilverschat wordt. Want de Heilige Geest is gekomen om het Zijne te nemen en het ons te verkondigen, zo zegt Johannes 16. Want Hij zal komen om Mij te verheerlijken, zegt de Here Jezus. Dus alleen door de kracht van de Geest zegt de Here Jezus. Dan gaat het niet alleen meer om het 'wat', dat wat Hij voor ons gedaan heeft, maar dan gaat het om het 'wie', om Wie Hij is. Het is de moeite waard om de brieven van Paulus, Petrus, Johannes daarop eens na te lezen. Op wat zij vertellen over de Here Jezus, op wat Hij in Zijn persoon voor hen betekent. Wat altijd meer en groter en rijker is dan wat de Here Jezus voor ons gedaan heeft, hoe mooi en belangrijk dat ook is. Ik noemde u al het prachtige voorbeeld van Paulus in de Kolossebrief, waar hij er zo mee bezig is dat de Kolossenzen zich niet laten meeslepen door allerlei heidense of joodse leringen, die hen alleen maar kunnen wegtrekken van het eigenlijke waar het om gaat. Om Hem door Wie alle schatten van kennis en wijsheid verborgen zijn. Jullie hebben jullie volheid ontvangen in Hem en in Hem zal de volheid van de godheid, zegt Paulus in Kolossenzen 2:9. Alles is in Hem en jullie zijn volmaakt in Hem. Wat zoek je dan daarbuiten nog? Wat voor andere schat heb je nog nodig als Hij je schat geworden is? En ik vind het zo bijzonder om zo over onze bediening na te denken. Zo vaak wordt deze gelijkenis naar beneden gehaald en dan gaat het over christelijk werk in het algemeen en dan gaat het eenvoudig over getuigen of mensen bij de Here Jezus te brengen of we hebben eigenlijk geen idee waar het over gaat. Maar het gaat over een vermogen, het gaat over een rijkdom, een rijkdom die zich gaat vermenigvuldigen. Die zich vermenigvuldigt doordat anderen die rijkdom ook gaan ontvangen. Op het moment dat ik de Here Jezus zo kostbaar mag maken voor andere mensen, heeft dat pond van mij zich verdubbeld, want het bestaat nu ook in die ander. En als die ander ook weer anderen gaat aantrekken, dan gaat dat pond zich steeds verder verdubbelen, zich steeds verder vermenigvuldigen. Dat is wel een bijzondere manier om naar onze christelijke opdracht te kijken. Er zijn zoveel manieren om dat te doen, maar deze vanavond vind ik wel heel erg aansprekelijk. En die derde slaaf heeft daar allemaal niets van begrepen. Ik verbaas me altijd over die derde slaaf. Je zou denken: hoe kan iemand toch zo'n misverstand begaan? Je hoort als slaaf toch te weten wat dat betekent, zakendoen met ... Als je een som geld geeft en zegt doe er zaken mee, dan verwacht je een behoorlijke winst. Hij zal wel blij zijn misschien met een winst van 10 of 20%, geen winst van 1000%, maar het principe is winst. De allerminimaalste winst die je op een vermogen kunt krijgen is de rente die je krijgt van de bank. En zelfs daar was deze man niet opgekomen. Even tussen haakjes: hier zie je dat er niets mis is met banken en rente betalen als zodanig. Wel met woeker, daar wordt in het Oude Testament voor gewaarschuwd, maar niet ons economische systeem als zodanig. De Here Jezus zegt: man, had dat geld toch naar de bank gebracht, dan hadden we er tenminste nog rente op gehad. De rente van een paar procent is altijd nog beter dan niks. Toch is het niet te vergelijken met een winst van 1000 of 500%. Deze man maakt het zich er gemakkelijk vanaf. Hij doet het pond in een zweetdoek, hij was toch niet van plan om te gaan zweten, hij doet helemaal niks, dus hij kan net zo goed die zweetdoek daarvoor gebruiken. En hij stopt het in de grond, want hij denkt: ik moet ervoor zorgen dat ik na afloop dat pond ongerept weer teruggeef aan de meester. Kijk meester, er is niets mee gebeurd. Ja, dat moest er nog bijkomen, dat het nog minder werd ook. Nee, er is niets mee gebeurd. Maar het boeiende is de motivatie van die man. Als je dit oppervlakkig leest, dan zou je denken: als je nu zo bang bent voor die meester, ga dan keihard aan het werk. Want je denkt: ik kan bij die anderen niet achterblijven. Ik moet winst maken, want ik vrees anders de wraak van de meester. Hoe kan dit, dat iemand zo dom redeneert? Het in de grond stopt waar het niets kan leveren, want er komen geen worteltjes uit. Het is geen plant die je in de grond stopt. Hoe kan het nu dat die man zo redeneert? En die reden is angst. Die angst komt voort uit het feit dat hij de meester niet kent. Deze man heeft een pond ontvangen, maar hij heeft geen idee wat het inhoudt. Hij ziet zijn meester niet als gouderts en zilverschat. Hij ziet zijn meester, zoals het hier staat als een hard en streng mens. Ik was bang voor u, hij zegt het in vers 27 "Omdat u een streng mens bent, u neemt weg wat u niet neergelegd heb en u maait weg wat u niet gezaaid heb". Dat laatste betekend zoveel als u doet maar. Wij hebben daar een mooi woord voor ontwikkeld, dat is de soevereiniteit van God, en als je daar negatief tegenaan kijk dan betekend Gods soevereiniteit van God doet maar. Hij doet wat Hem goed dunkt. Wij hebben daar geen zicht op, Hij verkiest wie Hij wil, Hij werpt wie Hij wil, die God brengt leed over ons en de volgende krijgt geluk, over de ??n brengt Hij armoede en over de ander brengt Hij rijkdom, over de ??n brengt Hij ziekte en de ander gezondheid en we hebben geen idee waarom Hij dat doet. Als je zo over God praat dan is het geen wonder dat je bang bent voor God. En er wonen in ons goede vaderland heel wat mensen die bang zijn voor God. Mensen die van kinds aan opgegroeid zijn met dat opgeheven vingertje van pas op hoor, God ziet het. Als je je kinderen wil beschadigen moet je zo over God praten. God is dan de boeman die alleen maar kijkt of je dingen fout doet. Ik weet uit ervaring dat als mensen eenmaal volwassen zijn geworden het zo verschrikkelijk moeilijk is om ze van een dergelijk Godsbeeld af te helpen. Een God die contant op de loer ligt om ons op fouten te betrappen en daar op ??n of andere manier ook zijn wraak over te laten komen. Ik behandel nu met mijn studenten het boek Job en dan zie je het constant dat die vrienden het idee hebben van Job, jij moet toch wel vreselijke zonden gedaan hebben want anders zou God je toch niet zo straffen. En in wezel heeft Job dezelfde theorie alleen hij weet dat hij niks vreselijks heb gedaan dus hij zegt tegen God waarom straft u mij want dit heb ik niet verdiend. Het is een hele simpele theorie, als het je slecht gaat in je leven dan is het de straf van God. Ik hoorde van iemand dat is al jaren geleden die overgegaan was uit een strenge kerk overgegaan was naar een evangelische gemeente en kort daarna brande zijn huis af en ??n van zijn kinderen kwam om, u weet over wie ik het heb. En toen zeiden de mensen, ja dat krijg je er van he, je bent weg gegaan uit de ware kerk en dan kun je zulke dingen verwachten. Een heel simpel beeld van God als een streng en hard mens die als je dingen fout doet je onmiddellijk weet te krijgen. Het doet meer denken aan Wodan of Donar die onmiddellijk zijn bliksem schichten af stuurt op mensen, onberekenbaar is die God. Maar je weet wel ??n ding als je het fout doet bij die God dan ben je nog niet jarig. Dan weet Hij je te treffen. Dit is wel erg negatief maar u zult moeten erkennen dat er nog heel wat mensen in Nederland zijn die zo tegen God aan kijken. Dan is het ook wel verschrikkelijk moeilijk om vrede voor je ziel te vinden want hoe zal je het hart van die God kunnen vermurwen? Dat kan eigenlijk ook helemaal niet. Mensen die bang zijn voor God, die bang zijn voor de Here Jezus Christus. Er zijn heel wat afbeeldingen uit de middeleeuwen waarop uit latere tijd van het laatste oordeel Christus met alle macht en gewelddadigheid die daar bij hoort en al die mensen die daar met tanden klapperend afwachten wat het vonnis over hen zal zijn. Of ze aan de goede kant of aan de verkeerde kant terecht zullen komen. Er zijn ook dienstknechten en slaven in dat koninkrijk. Denkt erom je hebt geen twee soorten mensen maar drie soorten mensen in de wereld. Je heb mensen buiten het koninkrijk die kennen Christus niet en die hebben niks met Hem te maken, willen Hem ook niet kennen voor zo ver ze al van Hem gehoord hebben. Maar binnen het koninkrijk, dat zie je steeds weer in de gelijkenissen, heb je goede en slechte slaven. Goede en slechte dienstknechten, goede en slechte discipelen, en slechte discipelen betekend hier niet dat ze wel eens ontrouw zijn dat ze wel eens te kort schieten dat ze wel eens fouten maken en zondigen, Slechte discipelen zijn boze discipelen met een boos hart. Dat zijn mensen die zich Christen noemen maar niet innerlijk deel hebben aan Christus, het zijn mee lopers. Zoals in onze volks kerken altijd een hele grote zone hebben van mee lopers van mensen die wel komen of die meestal niet komen in de kerk. Zij hebben er geen deel aan. Niemand heeft het ze misschien ooit goed uitgelegd of ze hebben er in ieder geval niet aan gewild wat het is. Voor wie kerk zijn religiositeit betekend, godsdienstigheid, het vervullen van bepaalde verplichtingen. Dat is de meest rampzalige voorstelling die u kunt vinden. Je kunt bij zulke mensen ook en dat is misschien onze schuld dat we het niet goed verteld hebben maar je kunt bij zulke mensen geen kennis van God v verwachten. Voor zover ze al iets van God weten is het eerder dat dat beeld angst in boezemt of onverschilligheid. Dat natuurlijk ook heel vaak maar voor zover ze Hem beter leren kennen en Hij hun wat doet dan is dat angst. Hun hart en strenge rechten. Ik denk dat veel moslims ook zo tegen Allah aan kijken. Het ging me door m,n ziel toen we een tijd geleden van een jonge vrouw hoorden dat ze zei dat ze hoopte dat ze nog lang niet zou sterven want ze had nog lang niet genoeg Albert Hein punten gehaald, ik noem het dan maar even op mijn manier om straks in de hemel te kunnen komen. Ze moest nog veel meer punten verzamelen om daar voor in aanmerking te komen. God is een hart en streng meester, hoe kunnen we Hem vermurwen? En wij zouden zeggen man, als je de meester wil vermurwen dan niet op die manier maar hij is zo bang dat hij fouten zal maken als hij met dat pond aan het werk ga, hij denk ik kan niet meer doen de rest word ik al panisch van. Ik kan niet meer doen dan dat pond straks ongeschonden terug geven. Ik zal er voor zorgen dat niemand eraan kan komen en dat niemand het kan stelen, ik stop het in de grond, daar kan niemand bij .Het is makkelijk om op zulke mensen te schelden maar eigenlijk als je ze leert kennen dit type mensen, het zijn slaven van de koning hoor het zijn geen buitenstaanders. Het zijn slaven van de koning. Ze hebben een pont gekregen, ze hebben die zelfde goud erwt en zilver schat gekregen als u en ik. Denk erom he! Dit zijn niet de buitenstaanders. Ze zijn onder ons maar ze kennen de meester niet , ze kennen Hem alleen maar van Zijn harde en die kant is er ook , er is een kant van het oordeel, en er is ook een kant van dat onberekenbare dat wij niet kunnen na rekenen, u neemt weg wat u niet neergelegd heb u maait weg wat u niet gezaaid heb, en dan zegt de koning en eigenlijk bevestig hij het beeld van deze man, hij geeft een hard en streng antwoord. Uit uw eigen mond zal ik u oordelen boze slaaf, je wist dat ik een streng mens ben nou dat zul je dan ondervinden. Waarom heb je mijn gelden niet aan een bank gegeven, dan zou ik het bij mijn komst met rente hebben opgevraagd. En Hij zeide tot hen die daarbij stonden neem het pond van hem af en geef het hem die de tien ponden heeft. Ik zei al het is niet duidelijk of vers 25 er nou bij hoort maar het is wel een begrijpelijke reactie en ze zeggen waarom nou aan hem? Hij heeft al tien ponden. Maar de Here Jezus legt dat uit in vers 26, Ik zeg u dat aan een ieder die heeft zal worden gegeven, van hem echter die niet heeft die zal wat hij wel heeft ook worden weg genomen. Als wij veel voor Hem hebben gewonnen, geeft Hij er ons nog veel meer bij, als we niets voor Hem hebben gewonnen zullen we ook dat waar we ons aan vast geklamd hebben als aan een strohalm zal Hij ons ook nog uit de hand glippen. Ik zei u er zijn drie soorten mensen in de wereld, twee soorten mensen binnen het koninkrijk de goede en de boze slaven en nog ??n soort buiten het koninkrijk, dat zijn ook nog wel een paar miljard mensen. En daarvan lezen we tenslotte in vers 27 maar dat zijn niet al die paar miljard hoor, daar staat, die vijanden van Mij evenwel die niet wilden dat Ik over hen regeerde breng ze hier en slacht ze in Mijn bijzijn af. Dat is een hard woord. Want Hij heeft ook die harde en die strenge kant als het om de goddeloze gaat. Dit boek, ik wil er niet zoveel tijd meer voor nemen maar dit moeten we diep op ons laten inwerken. Breng het weer in verband met het begin van de gelijkenis. De Here Jezus op weg naar Jeruzalem, sommigen denken Hij gaat daar het koninkrijk vestigen. Maar de Here Jezus heeft Zelf meermalen gezegd in het evangelie dat Hij overgeleverd zou worden in de handen van de zondaren, dat Hij gekruisigd zou worden, en ook dat Hij op de derde dag zou worden opgewekt. Maar als we het even hebben over de verantwoordelijkheid van degenen die Hem dat hebben aangedaan, Joden en Romeinen samen, Kajafas Pilatus en Herodes samen, die Hem samen hebben verwezen naar dat kruis. Dan begrijpen wij waar het hier over gaat. In Johannes 19 lezen we ,wij hebben geen koning dan de keizer. Pilatus zegt het daar deze is toch jullie koning? Geen sprake van zeggen ze, we hebben maar ??n koning en dat is de keizer in Rome. Wat een huichelaars, dat waren juist de mensen die fel tegen de Roomse bezetting waren. We hebben geen koning dan de keizer. Als dat bordje boven dat kruis hangt, dit is de koning der Joden gaan ze nog naar Pilatus en zeggen dat moet u niet schrijven, Hij is niet de koning der Joden, Hij heeft gezegd Ik ben de Koning der Joden. Maar Pilatus laat dat lekker staan, als een getuigenis, daar zat Gods hand in. Dat waren de mensen die uitdrukkelijk zeiden, we willen niet dat deze koning over ons word. Maar let u eens op, het is niet alleen maar dat ze dat voor die tijd gezegd hebben ze hebben het ook gezegd nadat Hij van de aarde was heen gegaan. ??n van het ontroerende dingen in het boek Handelingen is hoe God Zijn hand blijft uitstrekken, althans in het eerste deel van het boek Handelingen naar Israel. Het is niet zo dat vanaf Handelingen 2 Israel als volk afgedaan heeft. Als je dat ooit al kan zeggen maar in elk geval dat God dan Zijn nieuwe plan om onder de heidenen Zijn gemeente te verzamelen in werking gaat stellen, maar in Handelingen 3 zegt Petrus nog, als jullie je nu bekeren dat gaan nu alsnog de tijden van de weder herstelling van alle dingen aan breken. Als Stefanus voor de raad staat dan zegt hij in Handelingen 7 nog ik zie de Zoon des Mensen staande aan de rechterzijde van God, staande, niet zittende alsof Hij op het punt staat terug te keren. Alsof Israel zich op dat moment toch nog bekeerd zou hebben alsnog de Here Jezus zou zijn gekomen om het koninkrijk op te richten. Maar dat is een gezantschap achterna zenden wat inhoud, dat is vers 14 Zijn burgers echter haten Hem, en zonden Hem een gezantschap achterna om te zeggen, wij willen niet dat deze over ons regeert. Dus dat is achterna zitten toen Hij al naar dat verre land was gegaan. Dit is niet wat zij Hem aan deden toen zij Hem gingen kruisigen, maar toen Hij ten hemel was gevaren, toen Hij was in dat verre land, en ze bleven vol houden, wij willen niet. En later als Paulus onder de volken rond reist en hij steeds eerst tot de Joden gaat en daarna pas tot de volkeren dan wijzen zij het heil af, met alle uitzonderingen, gelukkig zijn er altijd Joden geweest die wel de Here Jezus hebben aangenomen. En dan zegt Hij ga maar naar de volkeren en dan worden ze ook nog jaloers dat hij diezelfde boodschap aan de volkeren gaat verkondigen. Dat vind je in Thessalonica en in Berea , Dit is zo triest. Weet u, je heb mensen die zien voor Israel geen enkele toekomst, die zien alleen maar deze kant van het oordeel. Ze hebben ongelijk. Maar een heleboel mensen die wel het profetisch woord geloven en voor Israel nog een toekomst zien, en een toekomst die nu al bezig is in beginsel zich te verwerkelijken, door de terug keer van Israel naar het beloofde land en al die dingen die hebben wel eens de neiging om deze dingen niet te zien. Er is een kant van de genade, van de belofte die God gaat vervullen, ook voor Israel, maar er is ook deze kant die geld voor hen die uitdrukkelijk de Here Jezus hebben afgewezen en bewust wisten wat ze deden. Daarom eindig dit verhaal zo dramatisch. Die vijanden van mij evenwel die niet wilde dat ik over hen regeerde, breng ze hier en slacht ze in Mijn bijzijn af. Onmiddellijk word aan hen de doodstraf voltrokken. Gelukkig dat er individuele joden waren tot op de dag van vandaag zijn ze er nog die ook slaven van de koning zijn geworden. Voor wie de Here Jezus ook een goud erts en een zilverschat was. En die het hebben verspreid in deze wereld . De eerste twaalf mannen die in deze wereld er op uit zijn gegaan naar verre landen om over de Here Jezus te vertellen waren twaalf slaven van de koning, die met het pond wat hun was toevertrouwd vele ponden er hebben bij gewonnen. En ik hoop en ik vertrouw en ik bid dat u en ik ook zo eens naar onze taken in dit leven gaan zien. Dat u eerst zelf en ik ook gaan zien wat een goud erts en een zilverschat wij in onze handen hebben gekregen in de persoon van de Here Jezus. En dat met anderen te delen, daarvan iets over te brengen zodat die schat ook in hen zichtbaar mag worden, is wel een heel, heel bijzondere kant van de roeping waartoe God ons op deze aarde heeft geroepen. Amen. |